Poëzie die schuurt: Dylan Thomas



Dylan Thomas: Wales 1914 - New York 1953

Varenheuvel

Toen ik nu jong en ongedwongen was in de appelgaarden
nabij het vrolijke huis en blij om het groen van het gras,
en de sterrenrijke nachtlucht boven het dal,
Liet de tijd mij roepen en klom ik
gouden in het glanspunt van zijn ogen,
en gevierd onder wagens was ik prins van de appelsteden,
en onderwijl liet ik bomen en bladeren vorstelijk sieren,
met madeliefjes en gerst
langs de rivieren van het neergewaaid licht.

En toen ik jong was en onbezorgd, befaamd onder de schuren
nabij het blijde erf en zong om de boerderij was mijn thuis,
in de zon die maar eenmaal jong is,
Liet de tijd mij spelen en was ik
gouden in de gunst van zijn gezag,
en groen en gouden was ik jager en herder, de kalveren
zongen bij mijn hoorn, de vossen op de heuvels blaften helder en koud,
En de sabbat klaterde langzaam
in de kiezels van de heilige stromen.

Heel de zon lang was het rennen, het was heerlijk, het hooi
velden hoog als het huis, de schoorsteen pijpte, het was wind,
wind en spelen, heerlijk waterig
en vuur zo groen als gras,
En 's nachts onder de simpele sterren,
als ik naar de slaap reed droegen uilen de boerderij weg,
Heel de maan lang hoorde ik, gezegend onder stallen, de zwaluwen
vliegen met de schelven, en de paarden
wegschieten in de nacht. (...)

(1e drie strofen - het hele gedicht is in vertaling door Hans Dütting opgenomen in het tweede nummer van Bühne)