Hans Dütting over de dunne draad tussen toneelspel en de werkelijkheid in de literatuur

 




In het nieuwe verhaal van Hans Dütting voor Bühne hebben twee tegenovergestelde geesten elkaar gevonden. Albert is een acteur die carrière maakte in het avant garde genre. Zijn geliefde Stella is een actrice bij het volkstoneel. De twee bijten elkaar niet, integendeel. Ze lijken elkaar prima aan te vullen totdat Stella door toeval - een afgelaste voorstelling - een optreden van Albert bijwoont. Hij speelt in een stuk van Joris Brouwers, een figuur met een naam die dichtbij ligt van de 'echte' Jeroen Brouwers. Gaandeweg het verhaal blijkt de vergelijking niet volledig uit de lucht gegrepen. Albert speelt in het experimentele stuk een uitvergroting van zichzelf want het gaat over een getourmenteerde acteur. Stella houdt het niet meer en breekt in tijdens de voorstelling, waardoor zich een wilde dialoog ontwikkelt. Toneelspel en de werkelijkheid beginnen in elkaar over te vloeien.


Het verhaal behelst een kleine, particuliere 'actie tomaat' van Dütting, die niet alleen impliciet kritiek levert op een zekere aanstellerigheid van het zogenoemde vernieuwende theater, maar ook een plaagstootje uitdeelt aan Jeroen Brouwers, die in 1983 kwam met zijn boek 'De laatste deur', over literaire schrijvers die een eind aan hun leven maakten. Zijn alter ego in het verhaal wordt namelijk neergezet als een poseur, een toneelspeler. Voor het voorjaarsnummer. (MdB)