Een tocht door het labyrint van Jacq Firmin Vogelaar: essay door Andreas van Rompaey


Jacq Firmin Vogelaar, (1944-2013), pseudoniem van Frans Broers, was - en is geen gemakkelijk toegankelijke auteur. Hij groeide in de naoorlogse jaren op in Tilburg, een periode waar hij later niet aan herinnerd wilde worden - Cyrille Offermans memoreerde over hem in De Groene Amsterdammer, waar Vogelaar vele jaren literair criticus voor was, dat hun contact altijd geanimeerd was, met gesprekken tot diep in de nacht, maar nooit ging het over zijn persoonlijke achtergrond:

Ik ken geen andere vrienden van wie ik op de keper beschouwd zo weinig wist - niets over zijn kindertijd, zijn schooljaren, niet eens waar hij op school gezeten had, niets over zijn ouders, het gezin waarin hij toch ooit moet zijn grootgebracht, niets over Tilburg, de plaats van herkomst - alleen al bij het horen van het woord Tilburg kon hij ontploffen...

Al in zijn studietijd in Nijmegen - waar hij Neerlandistiek en filosofie studeerde - begon hij met schrijven en gebruikte hij het pseudoniem waaronder hij later bij iedereen - ook privé - bekend werd. Natuurlijk was hij kind van de jaren 1960. Links georiënteerd, zelfs hier en daar geflirt met het Marxisme, groeide Vogelaar uit tot een van de grote representanten van de experimentele 'nouveau roman.' De Vlaamse literatuurwetenschapper Andreas van Rompaey leverde voor Bühne een boeiend essay over wat zijns inziens een sleutelroman is in het werk van Vogelaar: Gedaanteverandering of 'n metaforiese muizeval uit 1968. En daar waar 'metafories' wordt geschreven en niet 'metaforisch' weet al: we hebben hier met een zestiger jaren adept van de indertijd zo genoemde 'anti autoritaire, demokratiese spelling' te maken. Maar Van Rompaey maakt zijn analyse veel breder. In zijn essay Gedaanteverandering, een neomarxistische misdaadroman?  laat hij zien hoe Vogelaar kundig en geraffineerd een labyrint uitzet in de vorm van een misdaadverhaal, door procedés als tekst montage en polyinterpretabele fragmenten toe te passen. Het is een bewust geconstrueerde roman door Vogelaar, waarbij het hem erom ging sociale machtsstructuren bloot te leggen. De personages houden elkaar als het ware in een houdgreep waardoor ze zich niet uit hun sociale rol kunnen bevrijden - iets wat wél wenselijk is. 



Jacques Vogelaar omstreeks 1968 - foto: Jac. de Nijs - Nationaal Archief

Andreas van Rompaey, van wie vorig jaar zomer een biografie verscheen van Paul de Wispelaere, geeft een knappe analyse van dit vroege werk van Vogelaar, die zou uitgroeien tot een gezien literator en redacteur van het tijdschrift Raster - dat programmatisch gewijd was aan vernieuwende, experimentele literatuur - een auteur ook die in 1992 de F. Bordewijkprijs ontving voor zijn roman De Dood als meisje van acht en in 2006 de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre. Aan psychologiseren had Vogelaar een absolute hekel, dit zeker ook als dat in literatuur plaatsvond.  Het is wachten tot wie de handschoen op wil nemen en een biografie schrijft over de mens achter Vogelaar...In ieder geval geeft Van Rompaey een aardige aanzet hiertoe. Voor het voorjaarsnummer. (MdB)



Andreas van Rompaey