De dagboeken van Jan Zábrana: een fragment

'Vandaag heb ik - ik weet niet waarom - teruggedacht aan de aangifte die over mij enige jaren geleden door het meisje H.S. (later als J. getrouwd) uit mijn geboortestad Humpolec bij de Schrijversbond is gedaan. [...] Die S. was ongeveer vier jaar ouder dan ik; ze was - denk ik - dochter van een belastingambtenaar, haar vader liep een beetje mank, maar hem kan ik me niet zo goed herinneren. Haar moeder zie ik voor me alsof het vandaag was, het was een soort keurig kleinburgerlijk dametje. Mijn ouders hebben die mensen altijd gegroet zoals het toen in een kleine stad tussen de bewoners gebruikelijk was, maar anders hebben we ze niet gekend, ik kan me niet herinneren dat er ooit bij ons over hen gesproken zou worden. (...)
   Ze was zeer ambitieus, ze wilde altijd uitblinken, ze praatte niet zomaar met iedereen en liep rond met een hooghartige smoel. (...) Ik heb die brief (van de aangifte) geschreven in een soort spinnenletters, uitgelezen en de essentie ervan was in wezen het volgende: H.J. schreef erin dat zij zich als partijlid verplicht voelt de organen van de Schrijversbond attent te maken op het feit dat J.Z. (ik dus), die vertalingen uit het Russisch publiceert, afkomstig is uit een gezin van de klassenvijand, dat beide ouders van hem veroordeeld zijn wegens hoogverraad en staatsvijandelijke activiteiten, dat ze beiden in Humpolec tot de gevaarlijkste tegenstanders van het volksdemocratische regime behoorden en dat de moeder van J.Z. op dit moment een straf van 18 jaar gevangenis aan het uitzitten is in de correctieafdeling van de inrichting van Pardubice.... Ik hield het in mijn handen en ik las het zwart op wit!'

...'je eigen leven in de grot van je hoofd voor een periode van tien, vijftien, vijfendertig jaar verbergen'.

Vertaald uit het Tsjechisch door Richard Ernest. Zie info op pagina verderop: inleiding van Richard Ernest op Zábrana in het eerste nummer van Bühne.


Jan Zábrana met zijn moeder in 1964

Reacties