Lezing René van Rooij woensdag 18 mei 2022 in Amersfoort n.a.v. zijn boek Het laatste Joodse Huwelijk

 WEG IS WEG

 

Dames en heren, Rabbijn Evers, Familie en Vrienden, Wout,
Hartelijk dank voor deze gelegenheid om postuum aandacht te besteden aan onze bijzondere ouders, grootouders en overgrootouders.
    Els heeft fantastisch gesproken over het huwelijk, de bron van onze levens. Ik maak een sprong naar het einde van het leven.
    Vader ging nooit naar  begrafenissen of crematies. Zelfs bij familie en goede vrienden bleef hij weg. Bij de crematiebijeenkomst van Moeder werden geen woorden gesproken. We zaten in een kring, met de kinderen, en luisterden naar een nocturne van Chopin. Zoals ik in het boek beschrijf, ging Vader na afloop alleen terug naar het appartement in Wageningen.
    Over zijn eigen dood sprak hij nooit, zelfs niet toen hij de honderd naderde. Eénmaal vroeg ik of hij wensen had. Hij haalde zijn schouders op: “Niets”, zei hij, “helemaal niets”. “Maar we kunnen toch, net als bij Moeder, met kinderen en kleinkinderen naar het Crematorium komen?” Hij haalde weer zijn schouders op: “Nee”, zei hij, “Doe geen moeite, weg is weg.”
    Meer zei hij niet.
Dat een vader zich moeilijk tegen zijn kinderen uit, komt vaker voor. Kent u de roman La coscienza di ZenoHet bewustzijn (of ‘de bekentenissen’) van Zeno, in 1923 gepubliceerd door de Italiaanse auteur en goede vriend van James Joyce, Italo Svevo? In een biografische aantekening las ik dat hij ‘van joodse afkomst’ was.  Niet ‘hij was joods’.
    De roman beschrijft de zielenroerselen van zakenman Zeno uit Trieste  die van zijn psychiater een autobiografie moet schrijven om van het roken af te komen. Het eerste hoofdstuk, ‘Roken’, waarin hij tientallen keren zijn ‘laatste sigaret’ rookt, is hilarisch. Het tweede hoofdstuk, dat ik met mijn lerares Italiaans lees, heet ‘De dood van mijn vader’.
    Zeno en zijn vader hebben een moeizame relatie. Alles wat Zeno zegt, wordt door Pa meedogenloos neergesabeld. Zelfs in zijn laatste uren is er geen communicatie mogelijk. Vader wil Zeno nog iets van zijn eigen levenservaring meegeven maar het lukt niet. Hij ademt moeilijk: ‘Vreemd, ik kan niets tegen je zeggen, helemaal niets’ brengt hij met moeite uit. Hij geeft zijn zoon, die aan zijn bed zit, een fikse draai om de oren en blaast zijn laatste adem uit. Nog decennia  later worstelt de zoon met de vraag of de klap opzet was, of een spierkramp in doodsdelier.
    Ik herinner me de oorvijgen van mijn vader nog goed, al kan ik me niet herinneren waarvoor ik ze kreeg. Ik herinner me zijn woorden aan mijn promotiediner: “Ik ben niet trots op je, op je kinderen ben je niet trots.” Ik herinner me andere momenten waar hij me gewild of ongewild het gevoel gaf dat ik niet aan zijn verwachtingen beantwoordde.
    Misschien uitte hij zijn gevoelens niet met woorden maar met daden. Kent u iemand die geen enkele verjaardag van de schoonmoeder van zijn zoon vergeet, en haar belt of een bloemetje stuurt?
    In zijn laatste levensfase liet hij zijn masker voor zijn zoon vallen. Toen ik hem twee maanden voor zijn dood, vier maanden voor zijn honderdste verjaardag die hij net niet heeft gehaald, vroeg om een volmacht te tekenen waardoor ik over zijn lot kon beschikken zei hij “Als jij zegt dat ik kan tekenen zal het wel in orde zijn.” Ik antwoordde lachend “Vroeger zei jij me wat ik moest doen en nu zijn de rollen omgedraaid, waarop hij met een twinkeling in zijn  ogen zei “Ja, leuk hè?”.
    Is een afstandelijke houding exemplarisch voor hoe een joodse vader een joodse zoon hardt? Niet waarschijnlijk lijkt me, want ik ben niet de enige vijfenzeventigjarige die als kind wel eens een oorvijg kreeg. En Alice en ik leerden al vroeg op eigen benen staan. Bij mij gebeurde dat na mijn dertiende verjaardag, de dag waarop tante Nanny Fransman belde om me te feliciteren met mijn Bar Mitzvah.
    Bar Mitzvah? Ik was nog nooit in een sjoel geweest, en leerde pas een paar jaar later een beetje Hebreeuws: van Dominee de Pater, leraar ‘zedenleer’ op het Lorentz Lyceum in Eindhoven, die in de lunchpauze aan twee niet joodse meisjes uit mijn klas en mij Hebreeuwse les gaf. We ontcijferden de eerste regels van het Oude Testament. Ik vermoed dat de dominee, net als mijn klasgenoten, niet wist dat ik joods was. Zijn wij Van Rooijs misschien ook niet joods maar net als Italo Svevo van joodse afkomst?
    Want wanneer ben je joods?
Alice en ik zijn volgens de joodse wetten joods, omdat onze ouders onder een choepa zijn getrouwd en hun huwelijksgeloften in een formele joodse huwelijksakte, een ketoeba, zijn vastgelegd.
    Maar wat betekent dat?
    Behoren we tot een volk, tot een religie, tot  een ras? Onderscheiden we ons van Christenen, Moslims, Hindoes of Boeddhisten? Kun je jood zijn als je niet gelovig bent? Hebben we een roeping, of een bijzondere rol in de maatschappij? Zijn wij joden en onze kinderen, zoals sommigen beweren, slimmer en begaafder, en spelen we beter viool dan de overige aardbolbewoners? Zijn we succesvollere bankiers en advocaten?
    Natuurlijk niet!
    Als we al tot een volk behoren, is dat het Nederlandse. Ik voel me ook, of vooral, Europeaan.
    En we zijn allemaal anders. Neem de hoofdpersonen van het boek: Vader heb ik al, door mijn bril als zoon, beschreven. Moeder was ook dominant maar op een andere manier. Ze was naïef. Ze kon ongegeneerd de meest pijnlijke dingen zeggen. Zelf noemde ze haar leven BBC: bridgen, breien en concerten.  Bij spelletjes was ze genadeloos. Benjamin herinnerde het zich laatst nog toen ik hem vertelde dat ik iemand ging ontmoeten die als meisje van tien met Oma in de onderduiktijd Mens-Erger-Je-Niet heeft gespeeld: Een ding is zeker, zei     Benjamin: Oma won.
    De jongere zuster van dat meisje, Has van Dooren, is vanavond met haar neef Wouter van der Loon en zijn dochter aanwezig!
    Onze grootouders Joseph en Alida hadden totaal verschillende karakters, de één uitbundig, sociaal en energiek, de ander in zichzelf gekeerd.
    Wat is er dan Joods aan ons?
Ik was een rebelse puber, en ben nog steeds niet erg sociaal. Ik ben in mijn element achter mijn laptop of een boek. Ik houd absoluut niet van spelletjes. Ik  houd het nooit langer dan een paar weken vol in een club, of het nu een studentenvereniging, een  sportclub of een serviceclub is. Ik word dan opstandig en ga me dan anders dan de anderen voelen.
    U kent misschien de Anderer, de vreemdeling in de indringende roman van Philippe Claudel, Het verslag van Brodeck. Het is het ijzingwekkende verhaal van een vreemdeling die door dorpelingen kapot wordt gemaakt. Zijn enige zonde is dat hij niet in de groep past: hij is de Anderer.
    Heeft mijn joodse achtergrond iets met dat individualisme te maken? Ik denk het niet. Vader en Moeder waren immers ook joods maar heel sociaal. Hun hele leven stond in het teken van samen zijn met anderen, het liefst rond de bridgetafel. Oma Frank ergerde er zich wel eens aan dat er thuis altijd bezoek was. En Alice had al vriendinnetjes voordat ze geboren was. Over haar vriendjes zal ik het in aanwezigheid van haar kinderen en kleinkinderen maar niet hebben …
    Voor mij persoonlijk heeft individualisme wél met de oorlog te maken: met het constante besef dat extreme groepsdynamiek kan leiden tot uitwassen als het nazidom.
    De nazi’s gingen zo ver om van een joods ras te spreken. Laten we hopen dat deze notie met de dood van Hitler voorgoed is begraven. Niet alleen ontbreken gemeenschappelijke uiterlijke kenmerken, het woord ras stigmatiseert en opent de genocide-sluizen.  Overigens, als er een semitisch ras bestond, waren alle Arabieren joden! Los daarvan vind ik dat indeling van de diersoort ‘mens’ in rassen nooit méér dan een academische exercitie mag zijn.
Maakt je levensovertuiging je dan misschien joods? Ik heb een levensovertuiging maar die ontleen ik niet aan een geloofsgemeenschap. Om dat toe te lichten neem ik u even mee naar Parijs. Kent u de boekhandel Librairie L'Écume des Pages aan de Boulevard Saint Germain vlakbij Saint Germain des Prés? Giny en ik dwalen er bij elk bezoek aan Parijs uren rond. De laatste keer, vóór de pandemie, kocht ik er een klein boekje met een lezing van Jean-Paul Sartre: L’existentialisme est un humanisme. De titel trof me. Ik voelde me al tot het existentialisme aangetrokken. Misschien onder invloed van de weg-is-weg-attitude van Vader? En humanisme kwam me altijd aantrekkelijker, want rationeler, voor dan religie.
    In dit boekje stelt Sartre dat de mens, en niets of niemand anders, zelf verantwoordelijk is voor zijn handelen. Leven is keuzes maken op grond van je eigen vrije wil, niet op grond van religieuze ge- en verboden. Keuzes komen van binnen, niet van buiten. Samenleven betekent keuzes maken voor wat goed is voor jezelf en je medemens, en dát is humanisme. In die zin zijn existentialisme en humanisme elkaars evenknie.
    Ik denk dat ook Vader en Moeder waarschijnlijk existentialist-humanist waren. Wilskrachtig. Moedig. Sociaal. Optimistisch. Ze waren geassimileerd, iets wat wel als een bedreiging voor het jodendom, op één lijn met antisemitisme, wordt gezien. Als ze niet joods maar bijvoorbeeld christelijk waren geweest zouden ze, met kun karakters, waarschijnlijk niet minder sociaal, gastvrij en energiek zijn geweest en hadden ze hun kinderen niet minder zelfstandig gemaakt.
    Is jood-zijn dan wellicht onverbrekelijk verbonden met de Thora, met de eeuwenoude riten en symbolen? Is een jood alleen hij of zij die lid is van een Joodse gemeenschap, en op sjabbes en feestdagen naar sjoel gaat? Het klinkt logisch maar de consequenties zijn niet altijd even sympathiek. In het boek van Els en Han Lettinck kunt u bijvoorbeeld  op blz. 539 lezen hoe hoog een discussie over gemengde huwelijken kan oplopen. Opperrabbijn Tal schreef na de oorlog dat een gemengd-gehuwde door zo’n huwelijk de Joodse gemeenschap een ‘klap in het gezicht’ gaf en zichzelf zo daarbuiten plaatste. Ik weet dat anno 2022 zo niet meer over gemengd gehuwden wordt gedacht. Giny en ik zijn samen gastvrij thuis bij Opperrabbijn Jacobs en zijn vrouw ontvangen. Maar ik herinner me ook de verhalen van omaatje Frank, hoe in het Assen van het begin van de twintigste eeuw een overlijdensadvertentie werd geplaats als een joods meisje met een goj trouwde. Ik hoef u niet uit te leggen waarom deze verhalen in mij geen joodse snaar raken.
    Hoe stonden Leendert en Betty tegenover de joodse gebruiken en voorschriften, en de sjoel? In Vaders boekenkast stonden prachtige boeken over judaïsme, waaronder het standaardwerk Joodse Riten en Symbolen van Rabbijn Simon de Vries. Maar Leendert en Betty vierden geen sjabbes en gingen nooit naar de sjoel. Had hun jood-zijn dan geen betekenis voor hen anders dan matzes eten op eerste paasdag? U hoort het goed, niet Pesach maar Pasen. Dat is echt vloeken in de sjoel!
    Betekende het jood zijn dan niets voor hen die toch in Sjoel getrouwd waren, en betekent het niets voor mij, hun zoon?
    Op het eerste gezicht niet, maar tóch …
Tóch weet ook ik wat antisemitisme is. Tóch spits ik mijn oren als Israël in het nieuws is. Tóch wind ik mij erover op als over ‘Joden’ als een bijzondere groep mensen wordt gesproken, of het nu neerbuigend of overdreven vleiend is. Tóch ontroert de zin me: Het hele huis werd in beslag genomen door boeken aan het begin van Een verhaal van liefde en duisternis van de Israëlische schrijver Amoz Oz. Tóch heb ik het op 4 mei moeilijk. Tóch ben ik boos dat Wilhelmina geen Joodse vluchtelingen in de buurt van Paleis Het Loo tolereerde en geen vinger uitstak naar de Nederlandse Joden toen ze en masse werden vermoord. Tóch voel ik een machteloze woede als Els me meeneemt naar het gedenkmonument bij het Spoorwegmuseum in Utrecht om de naam van Tante Selma, de zus van mijn moeder die Els in haar lezing heeft genoemd, te bekijken, en me later schrijft:
Selma is op 18 april 1944 in Westerbork ingeschreven en woonde er in barak 67. Dat was een van de strafbarakken, waar mensen zaten die in onderduik en/of verzet waren gepakt. Ze kregen minder te eten en moesten dwangarbeid doen. Hetgeen betekent dat ze na de opheffing van de Sperren voor de Joodse Raadmedewerkers ondergedoken is geweest. Ze werden zo snel mogelijk op transport naar het oosten gezet.
    En tóch denk ik elke dag wel eens aan Joseph en Alida, de Opa en Oma wier grootouderliefde Alice en mij is onthouden zonder dat ze iets hadden misdaan en die net als Tante Selma, met zes miljoen andere onschuldigen, zinloos zijn vermoord.
    En daarom besef ik dat er elk moment van de dag zomaar iemand op je deur kan bonzen die een grote J op je borst plakt en je je identiteit ontneemt. Niet je identiteit als Jood maar als mens. De paradox van dat besef is, dat er wellicht toch ergens diep in mij een Jood schuilt.
    Die Jood weet dat hij elke minuut van de dag zinnig moet invullen omdat morgen te laat kan zijn. Dat hij niet aan materieel bezit moet hechten. Dat niets belangrijker is dan liefde en trouw aan zijn naasten. Dat hij niet bang voor de dood moet zijn. Want als het afgelopen is, is het afgelopen. Weg is weg. Het enige dat telt is dat je het leven met volle teugen leeft, al daag ik u uit om  Leendert en Betty van Rooij-Frank in dat opzicht te evenaren!
Dank u!

 





Over het boek: "Het Laatste Joodse Huwelijk"

Het was het laatste joodse huwelijk in de synagoge van Utrecht, 1942. De joodse gemeenschap stond vlak voor de deportatie naar het oosten. De zoon van het echtpaar, auteur René van Rooij, vertelt jaren na dato hun ongelofelijke verhaal.

Dit is de reconstructie van het leven van twee jonge mensen die elkaar in barre tijden het jawoord gaven, een verhaal over de kracht van liefde. Ze trouwen twee weken na hun eerste kennismaking. De eerste verloofde van de bruid heeft zich in de eerste week van de bezetting van het leven beroofd. De ouders van de bruidegom zijn net als veel andere joodse Nederlanders gearresteerd en naar Westerbork afgevoerd, op doorvoer naar de vernietigingskampen. De trouwreceptie wordt door meer dan honderd mensen, velen met davidster, bezocht. Direct daarop komen ze in de maalstroom van de bezettingspolitiek. Twee keer ontkomen ze uit de Hollandsche Schouwburg om als onderduikers meestervervalser te worden.

Oorlogsverhalen gaan vaak over wanhoop, dood, verderf, honger, ellende en levenslange trauma’s. Dit is een ander verhaal. Een verhaal van vindingrijkheid, van een positieve levenshouding en van menslievendheid. Betty en Leendert waren het gelukkigste paar op aarde dat door lef, optimisme, mazzel en dankzij goede Samaritanen de slachting overleefde. Een meer dan aangrijpend boek over menselijk leed en menselijke moed in tijden van duisternis.

Auteur: René van Rooij

ISBN: 9789464249415

Soort boek: Paperback

Pagina's: 152

Publicatie datum: 07-02-2022

Prijs: € 22,95

Reacties