Didactische dialogen voor kinderen in de 18e eeuw: Wim Huijser over de geschiedenis van jeugdliteratuur



Een vriend, die mij mijn feilen toont,
Gestreng bestraft, en nooit verschoont,
Heeft op mijn hart een groot vermogen.

Maar...'t laag gemoed dat altoos vleit,
Verdenk ik van baatzuchtigheid;
Ik kan zijn bijzijn niet gedogen.

(Hieronymus van Alpen - 1746-1803)

Bestond het kind als individu eigenlijk wel in de achttiende eeuw? Kinderen uit gegoede kringen werden gekleed als kleine volwassenen. Ze werden buiten die wereld gehouden en niet geacht er een eigen mening op na te houden. Leren gehoorzamen stond voorop. In een informatief, lezenswaardig essay schetst Wim Huijser - biograaf van Cees Buddingh en veelzijdig bladenmaker/auteur van vele titels over regionale onderwerpen - de geschiedenis van het jeugdblad. Is de generatie van de jaren 1950 en 1960 opgegroeid met de Donald Duck, de Pep  en weer wat later Hitweek  en stripboeken, in de achttiende eeuw speelden dominee's en andere stichtelijke lieden een voortrekkersrol in het aanbieden van lectuur voor kinderen.

Het begon allemaal in 1751 in Londen met The Lilliputian Magazine, een tijdschrift voor de jeugd dat werd uitgegeven door John Newbury. Dit initiatief vond internationaal navolging. In Duitsland publiceerde C.F. Weisse Der Kinderfreund. Dit zorgde ervoor dat Hieronymus van Alphen in Nederland de pen ter hand nam en de didactische verzen schreef die nu nog steeds graag worden gelezen.




Een bijzondere plaats ruimt Huijser in voor Jan Floris Martinet, (1729-1795). Hij was een natuurkundig historicus en werkzaam als predikant. Zijn huwelijk bleef kinderloos, maar zijn hart lag wél bij kinderen. Voor hen maakte hij zijn 'zamenspraaken', of dialogen op didactische grondslag.


Een leuk stuk van Wim Huijser voor het najaarsnummer over de geschiedenis van jeugdliteratuur (MdB)

Wim Huijser